Artikelen
Een adelaar, een hond en een paard: antropomorfisme in ‘De Adelaar en de Koning’
In de fantasyroman De Adelaar en de Koning van Arjan Wilschut staan verschillende dieren centraal. Dieren zijn niet enkel decor, maar vervullen een hoofdrol in het plot. Welke positie krijgen dieren in een verhaal over vriendschap tussen mens en dier, een sprekende vogel en een begripvolle hond? Antropomorfisme, waarin de positie van de mens ten opzichte van het dier wordt onderzocht, vormt de invalshoek voor dit artikel. Hiervoor baseer ik mij op het artikel van Wendela de Raat en Sven Vitse (2020) die de rol van dieren in Nederlands proza onderzoeken. Hoe komt – in het verlengde van antropomorfisme – agency en focalisatie voor bij de dieren in De Adelaar en de Koning?
Door: Hannah van den Bosch
De Adelaar en de Koning, een fantasyroman over vriendschap, bloedvetes, macht en elementen die verwijzen naar de Britse auteurs J.R.R. Tolkien en C.S. Lewis, kent verschillende dierpersonages. Het koninkrijk Tir wordt door de jonge Arwyn al zwervend ontdekt. Onderweg naar een nieuw thuis doet hij een impulsieve wens: koningschap van Tir. Deze wens blijkt te vervullen waar Tir op wacht. Het land is immers in verschillende stammen verdeeld. Arwyn is de buitenstaander die zowel woudvolk, bergvolk en de stam van de vallei kan verenigen. Met hulp van Aderyn, de Adelaar die Arwyn ondersteunt in het vinden van zijn bestemming, en met toewijding van vrienden, zijn paard Adain en hond Broeder Ci, neemt Arwyn in dit coming of age-verhaal de koninklijke taak op zich. Arwyn moet hierbij weerstand bieden tegen het kwaad dat schuilgaat in Tir. Sinds de oorsprong van Tir woedt er een gevecht om het land tussen Aderyn, de eerste Vogel, en Gelyn, die met zijn wolvenleger strijd voert tegen het licht.
Antropomorfe dieren
De Adelaar en de Koning kan tegen de achtergrond van de animal studies worden gelezen net zoals De Raat en Vitse dat doen. In de roman worden dieren namelijk op antropomorfe wijze gerepresenteerd: “De Adelaar bleef staan, zijn veren bewogen zacht in de zeewind. Zijn ogen glansden vriendelijk terwijl hij Arwyn nakeek en hij sprak zacht een paar woorden uit de Oude Taal” (Wilschut, 2005, p. 119). Het veld van de animal studies onderzoekt de rol en betekenis van representaties van dieren. Hierbij wordt de vraag gesteld hoe we door verhalen en beelden betekenis geven aan de identiteit van dieren. Dit geeft ook informatie over hoe we betekenis aan onszelf, als mens, geven.
In de representatie van een dier in een roman waarbij een mens en dierpersonages naast elkaar bestaan, is wederzijdse aandacht voor de eigenheid van de ander van belang (Haraway, 2016). Hiermee blijft de ethische verhouding ongeschonden, ook wanneer een mens bewustzijn en intentie, met andere woorden, agency, aan een dier toeschrijft.
Het principe van agency sluit aan bij hoe je vanuit antropomorfisme een roman kan lezen. Bij antropomorfisme worden aan dieren menselijke eigenschappen toegewezen. Dit kan betekenen dat de menselijke protagonist laat zien dat het dier ondergeschikt is (De Raat & Vitse, 2020). Ook kan antropomorfisme tot gevolg hebben dat er aan een dier emotie en beweegredenen worden toegedicht waardoor een mens zich beter kan inleven in het dier. Franssen en Paijmans (2020) stellen in hun artikel bijvoorbeeld de vraag of niet-menselijke wezens focalisatie hebben. Met andere woorden, vanuit wiens bewustzijn wordt er geschreven? Wat voor representaties van dieren zou een antropomorfe lezing aan de hand van focalisatie en agency in De Adelaar en de Koning opleveren?
De Adelaar Aderyn
In onderstaand onderzoek zal ik drie antropomorfe dieren uit de roman uitlichten en hun focalisatie en agency aangeven. De Adelaar Aderyn is het meest opvallende antropomorfe dierpersonage. Zijn rol in het narratief is het meest gelijkwaardig wanneer hij omgaat met menspersonage Arwyn. Omdat hij een wezenlijk personage is waar Arwyn mee spreekt en aan wie Arywn eigenschappen toedicht, is agency voor de Adelaar in de roman een gegeven. Ook blijkt Aderyns eigenheid als vogel uit de waarneming van Arwyn:
“… met zijn machtige kop geheven keek de roofvogel uit over de zee. De wind bewoog zachtjes door de zilvergrijze veren op zijn vleugels en de sneeuwwitte donzen vacht eronder. … Arwyn keek weer onzeker naar de messcherpe klauwen. Hoe kan een dier zo zacht en vriendelijk en tegelijkertijd zo angstaanjagend zijn? dacht hij …” (Wilschut, 2005, p. 88).
Aderyns representatie is antropomorf: hij spreekt menselijke taal, kan lachen en kan teleurgesteld zijn. Tegelijk is Aderyn in zijn wezen werkelijk vogel. Als vogel kent Aderyn focalisatie in de roman; zijn waarneming wanneer hij vliegt boven de wolken is als volgt:
“Het wolkendek onder hem trok langzaam dicht, en alleen door de stand van de zon kon hij de juiste koers houden. Ver beneden zag hij de storm langzaam toenemen in kracht. …. Daarna richtte hij zijn scherpe blik naar beneden en begon te dalen …” (Wilschut, 2005, p. 218).
Aderyn blijkt in verhouding tot Arwyn, de hoofdpersoon, gelijkwaardig. Zijn rol wekt een alwetende indruk – Aderyn kent de reden waarom Arwyn vanuit zijn eigen thuisstam is verbannen – en Aderyn noemt zich Arwyns vriend (p. 250). De Adelaar is dus vooral een wild dier, geen huisdier luisterend naar Arwyn. Sterker nog, over hiërarchie gesproken, in de titel van het boek gaat ‘Adelaar’ vooraf aan ‘Koning’. Hieruit lijkt Aderyns focalisatie de rol van Arwyn te omspannen. De eigenheid van de Adelaar heeft zo voor Arwyn wat bovennatuurlijke, onbegrijpelijke kenmerken.
De hond Ci
Ci, Arwyns hond, heeft eveneens een antropomorfe representatie in De Adelaar en de Koning. Arwyn beschouwt Ci als familie. Tijdens zijn zwerftocht heeft Arwyn geen andere metgezel dan Ci en noemt hij de hond “zijn beste vriend” (p. 32) en vaak “broeder Ci”. Met deze familiaire taal wordt de gelijkwaardigheid in de presentatie van Ci ten opzichte van Arwyn benadrukt. Ook worden de hond empathische eigenschappen toegedicht: “De hond kneep even met zijn ogen en kwispelde. Ci begreep alles” (Wilschut, 2006, p. 32). Hiermee krijgt Ci een zekere agency omdat zijn intentie en bewustzijn wordt beschreven. Ook blijft Ci uniek in zijn hond-eigen eigenschappen. Ci ruikt wolven bijvoorbeeld eerder dan Arwyn en gromt “onheilspellend” bij onraad (p. 128). Deze laatste term veronderstelt eveneens bewustzijn. De presentatie van Ci neigt naar focalisatie. Echter, het is niet zo sterk als de passages over Aderyn.
Wel is het ter nuancering noemenswaardig dat Ci een dienstbare rol heeft ten opzichte van Arwyn. In Arwyns woorden is Ci de hond die alles begrijpt (p. 32). In de epiloog van het boek ontvangt Ci een bovennatuurlijke gave van Aderyn:
“Wat de Adelaar tegen hem had gezegd wist niemand, maar Ci leefde vele jaren langer dan een hond ooit geleefd had. Hij bleef Arwyns trouwste vriend en leidde naast zijn baasje een gelukkig hondenleven, vol omzwervingen en avonturen.” (Wilschut, 2005, p. 254).
De uitzonderlijk lange leeftijd duidt juist op het hond-eigen, omdat de uniciteit van dit hondenleven niet zoals een gebruikelijk hondenbestaan is. Ook wordt Ci weer een bepaalde agency gegeven, omdat zijn perspectief op zijn “hondenleven” wordt benoemd. Ci heeft, kortom, agency, maar in mindere mate focalisatie.
De paarden Ahearn en Adain
Het laatste voorbeeld van antropomorfisme zijn de paarden in Wilschuts jeugdroman. Arwyn ontmoet het hoofd van het paardenvolk van Tir, een paard met de naam Ahearn. “… het voorste paard bleef staan en keek Arwyn lange tijd aan” (Wilschut, 2005, p. 159). Met deze passage wordt iets mysterieus aan het bewustzijn van Ahearn toegekend. In ieder geval wordt er een intentie in het gedrag van Ahearn gelegd, wat op agency wijst. Bij het noemen van zijn naam geeft het paard met een hoofdbuiging aan dat hij Arwyn verstaan heeft. Ahearn wordt hiermee egalitair gerepresenteerd en hem wordt bewustzijn toegekend doordat hij Arwyn verstaat. Ook Adain, het paard van Arywn, wordt met bewustzijn beschreven: Adain heft zijn hoofd op en briest “nerveus” (p. 157), aarzelt niet en is “dapper” (p. 158). Ahearn focaliseert dus even, en krijgt net als Adain agency.
Aanvullend start het boek met een lijst namen van personages met een illustratie. Naast de menselijke personages komen er verschillende dieren voor, zoals Arwyns paard en zijn hond Ci. Dit toont dat dieren een betekenisvolle rol spelen in het narratief en dat dieren agency wordt toegekend.
Huisdier en wild dier
Het dier dat in feite echt focaliseert, is Aderyn. De rol van Aderyn lijkt bijna boven de mens te zijn. Verder blijkt met deze antropomorfe lectuur dat zowel paarden als een hond in De Adelaar en de Koning agency krijgen en gelijkwaardig gerepresenteerd worden. Het verschil tussen agency en focalisatie kan te verklaren zijn doordat Aderyn een werkelijk wild dier is , terwijl Ci en Adain een soort huisdieren zijn die Arwyn als baasje hebben. Wat de focalisatie van Aderyn ook kan verklaren is de christelijke boodschap die in het verhaal verweven zit. Dit komt naar voren door de strijd tussen goed en kwaad, het plot waar de avonturen van Arwyn zich omheen weven. Aderyn is een alwetende, eeuwenoude Adelaar en hij heeft als bovennatuurlijke wezen een bijna goddelijke rol.
Alle besproken dieren hebben een gelijkwaardige rol ten opzichte van de mens in De Adelaar en de Koning, wat blijkt uit de agency die de Adelaar, Ci en Ahearn en Adain krijgen. Met deze aanzet om Wilschuts roman door een antropomorfe bril te lezen wordt duidelijk hoe door middel van taal en in het verhaal dieren focalisatie en agency hebben.
Het antropomorfisme komt naar voren door de menselijke eigenschappen die dieren in de roman worden toegedicht. Tegelijk hebben alle dieren ook hun herkenbare dier-eigen in de eigenschappen die beschreven worden – een paard briest, een hond kwispelt en de Adelaar heeft dons. Ik ben hoopvol dat dit de verbondenheid tussen mens en dier en het inlevingsvermogen van mensen in arenden, honden en paarden vergroot, zij het beschreven in een fantasiewereld. Dierpersonages hebben waardevolle rollen en representaties om lezers te laten zijn zoals “de Adelaar en de Koning samen, pratend en wandelend in het late zonlicht” (Wilschut, 2005, p. 254).
Gebruikte bronnen
Franssen, G., & Paijmans, M. (2022). ‘Inleiding. Symbiosis: ecokritisch lezen en schrijven in de Nederlandstalige literatuur.’ Nederlandse Letterkunde, 27(3), 257-264. https://doi.org/10.5117/NEdLEt.2022.3.001.FrAN
Haraway, D. (2016). Manifestly Haraway. University of Minnesota Press.
Vitse, S., & De Raat, W. (2022). ‘Dieren lezen in hedendaags proza voor jong en oud. Antropomorfisme versus anthropodenial.’ Nederlandse Letterkunde, 27(3), 297-426. https://doi.org/10.5117/NEDLET.2022.3.007.RAAT
Wilschut, A. (2005). De Adelaar en de Koning. Callenbach – Kampen.