Artikelen
Een eclips van mens en zeedier: een decentralisatie van het menselijke perspectief in diepdiepblauw (2022) van Nikki Dekker
De onderwaterwereld kan je meer over jezelf vertellen dan je in eerste instantie in de gaten hebt, laat Nikki Dekker zien in haar debuutroman diepdiepblauw. Op een haast autobiografische wijze vertelt Dekker het verhaal van een jonge vrouw in haar zoektocht naar liefde, verbinding en identiteit. Hierbij wordt het menselijke perspectief van de vertelster steeds afgewisseld met fragmenten over het leven van verschillende onderwaterdieren. Het totaal is een kleurrijk mozaïek van mens en dier, waarbij Dekker een duik neemt in de mogelijkheden van de niet-menselijke belevingswereld in de literatuur.
Door Meike Stoel
In diepdiepblauw krijgt de lezer dus niet alleen te maken met het liefdesleven en de identiteitsvorming van de vertelster, maar komt de lezer tussendoor ook heel wat te weten over het leven van onderwaterdieren. Dekker past interessante strategieën toe om die combinatie van perspectieven mogelijk te maken in haar roman. Zo is de titel van elk hoofdstuk de naam van steeds een ander onderwaterdier, zoals de snoek, de paling en de octopus. Daarnaast breit Dekker de perspectiefwisselingen tussen mens en dier aan elkaar met behulp van een ampersand (&). Het persoonlijke verhaal van de vertelster staat dus letterlijk in verbinding met het gedrag van deze onderwaterdieren, waardoor de vertelster uiteindelijk probeert om zichzelf en haar omgeving beter te begrijpen. De vertelster ziet bijvoorbeeld de overeenkomsten tussen haarzelf en deze onderwaterdieren, onder andere als ze zichzelf vergelijkt met de fysiek onaantrekkelijke blobvis. Tegelijkertijd ziet ze ook de onmiskenbare verschillen, zoals de seksuele fluïditeit van anemoonvissen, die bij mensen lang niet zo vanzelfsprekend is.
Decentralisatie van het menselijke perspectief
In de vergelijkingen tussen mens en zeedier is een antropocentrisch perspectief in de roman van Nikki Dekker te herkennen. Op verschillende momenten schrijft de vertelster namelijk menselijke kwaliteiten toe aan de onderwaterdieren. Zo bespreekt de vertelster het zeepaardje en hoe dit dier monogaam door het leven gaat. Het zeepaardje kan echter geen betekenis geven aan die typering omdat monogamie een door mensen bedacht concept is. Op die manier probeert de vertelster dus menselijke concepten te fixeren op het gedrag van dieren om haar eigen relaties beter te begrijpen. Steeds staat in de vergelijking tussen mens en zeedier de belevingswereld van de vertelster centraal en spelen de zeedieren maar een passieve rol. Strikt genomen verplaatst het perspectief ook eigenlijk nooit naar de zeedieren, maar neemt een naamloze verteller het woord bij deze passages.
Deze observaties passen binnen het antropocentrische perspectief in ecologische literatuur. Binnen het domein van de ecologische literatuur is echter een kritisch geluid te horen op dit antropocentrische perspectief. Verschillende critici pleiten voor het decentraliseren van dit perspectief, zodat ook niet-menselijke levensvormen een stem krijgen. Een bekend voorbeeld in de literatuur is Het parlement van de dingen door de Franse filosoof Bruno Latour, waarin hij poogt om de identificatie met dieren, planten en objecten mogelijk te maken. Ook literatuurwetenschapper Barbara Fraipont stelt dit als centraal thema in haar bespreking van recente klimaatliteratuur, waarbij ze tot de conclusie komt dat niet-menselijke perspectieven essentieel zijn voor het in actie komen tegen klimaatproblematiek: “Als we ons via de literatuur bewust leren worden van onze relatie met andere dieren en de natuur, kunnen we die misschien ook beginnen te erkennen in de wereld om ons heen.” Als we dus onze plaats in de wereld willen kennen, moeten we buiten onszelf treden en literatuur is daar de ideale plek voor.
Tegelijkertijd blijkt het heel lastig te zijn om als mens buiten het menselijke perspectief te treden. De mens kan zich namelijk haast geen voorstelling maken van de belevingswereld van dieren of planten. Desondanks worden hier in de roman van Dekker wel pogingen tot gedaan. Dit blijkt onder andere in een passage waarin de vertelster een zintuig van vissen bespreekt dat de mens niet heeft: de zijlijn (150). Met dit zintuig kunnen vissen zich in hun omgeving oriënteren en een school vormen. De vertelster vertaalt de waarnemingen van dit zintuig als een soort geluid, iets dat de mens wél kan waarnemen. Het perspectief van de vissen treedt even op de voorgrond, maar verdwijnt ook snel als de vertaalslag naar de menselijke belevingswereld wordt gemaakt. Wederom blijkt hieruit de moeilijkheid om een ander perspectief dan het menselijke aan te nemen. De zijlijn van een vis is voor de mens simpelweg niet te begrijpen, omdat de mens zoiets niet kan waarnemen.
Toch lijkt er in de roman een verschuiving plaats te vinden. De vertelster lijkt namelijk op enig moment ook de wens te tonen om iets anders te zijn dan een mens. In verschillende instanties probeert ze zich voor te stellen hoe het zou zijn om een onderwaterdier te zijn, of vraagt ze de lezer om die voorstelling te maken. Dit doet de vertelster bijvoorbeeld in een fragment waarbij een blobvis plotseling wordt opgevist: “Stel je voor. Je zit hier, en ineens word je weggevaagd door een gigantisch net . . . [en] word je binnen enkele minuten duizend meter diep de zee in gelanceerd, alwaar je verdrinkt, en stikt, en je lichaam implodeert onder de druk. Hoe zou jij eruitzien?” (84). Hieruit wordt duidelijk dat ze met de kracht van verbeelding de onderwaterwereld beter probeert te begrijpen, om zo ook tot een beter begrip van de plaats van de mens in de wereld te komen. De aanspreking van de lezer en het opwekken van het inlevingsvermogen zijn hierbij een integraal onderdeel. Hierdoor krijgt de lezer namelijk de actieve rol die Fraipont in haar bespreking bepleit.
diepdiepblauw: persoonlijk, maar toch actueel
Wat een ecokritische lezing van diepdiepblauw met betrekking op het antropocentrische perspectief moeilijk maakt, is dat Dekker lang niet altijd expliciet is. Hoewel de passages van het menselijke en dierlijke perspectief steeds duidelijk zijn afgebakend met een ampersand, is het soms moeilijk te bepalen wat de passages met elkaar verbindt en dus welke vergelijking wordt gemaakt tussen mens en zeedier. Hierdoor blijven sommige hoofdstukken wat abstract en is het dus vooral de taak van de lezer om de koppeling te maken.
Desalniettemin bewijzen genoeg hoofdstukken dat een decentralisatie van het menselijke perspectief serieus moet worden genomen. Op meerdere momenten wordt duidelijk dat de passages over het leven van onderwaterdieren niet alleen functioneel zijn voor een vergelijking met de mens. Dekker gebruikt de passages namelijk ook om bezorgdheid uit te spreken over concrete klimaatproblematiek, zoals de vervuiling van de zee en het uitsterven van diersoorten. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk over de zeekoe beschrijft Dekker kort hoe de diersoort ervoor staat: de habitat van het dier wordt door vervuiling en menselijk verkeer in gevaar gebracht, waardoor het voor de zeekoe steeds moeilijker wordt om te blijven voortbestaan (290). Ook het hoofdstuk over schelpdieren is schrijnend. De nautilus, een inktvissoort, komt hierbij aan bod: “De nautilus bestaat al 500 miljoen jaar, heeft de dinosauriërs zien komen en gaan, klimaatveranderingen en meteorietinslagen overleefd, maar toen kwam de mens, en de mens zei: ‘Hee, dit is een mooie schelp.’ En nu is ie bijna uitgestorven” (73). Niet alleen blijkt uit deze passage het uitstervingsgevaar van de nautilus als gevolg van menselijk gedrag, maar is het ook een voorbeeld van antropocenisch denken en het nadenken over de plaats van de mens in de wereldgeschiedenis. In bijna alle hoofdstukken passeren serieuze fragmenten als die van de zeekoe en de nautilus de revue, waardoor de realiteit in de roman in beeld blijft.
Dat is wellicht waar de kracht van diepdiepblauw zit. Door de constante terugkoppeling naar de realiteit blijft de kennis van de onderwaterwereld relevant en vervaagt de roman niet tot een al te individuele reflectie op liefde en identiteit. Op een geheel unieke wijze spreekt Dekker tot de verbeeldingskracht van de lezer om zo bewust te worden van de plaats van de mens als bewoner van de aarde. Ze nodigt de lezer uit om zich te verplaatsen in de belevingswereld van onderwaterdieren en om hierbij steeds het verband te leggen met menselijk gedrag. Dit maakt diepdiepblauw niet alleen een zeer informatieve, maar ook een actuele roman waarbij de urgentie van de hedendaagse klimaatproblematiek nooit ver te zoeken is.
Gebruikte bronnen
Dekker, Nikki. diepdiepblauw. Amsterdam, De Bezige Bij, 2022.
Fraipont, Barbara. “De stem van zeeën, planten en dieren. Over klimaatfictie, -wetenschap en -politiek.” De Reactor, 12 aug. 2021.