Artikelen
Bij de volgende verkiezingen stem ik op een kameel
De Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) schreef in zijn Politika al dat de mens het enige politieke dier is, omdat mensen kunnen spreken en in dat spreken onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad. De mens bepaalt en het dier fungeert als politieke speelbal. Of dit waar is, wordt steeds vaker bekritiseerd maar dat de mens al decennialang dieren gebruikt (lees: misbruikt) voor politieke besluitvorming, staat vast. De rechtspositie van dieren zelf wordt totaal buiten beschouwing gelaten. In De soldaat was een dolfijn (2017) laat Eva Meijer, die gepromoveerd is op dit onderwerp, aan de hand van sprekende voorbeelden zien hoe wij als enig politiek dier andere dieren inzetten voor eigen doeleinden. Dit lijkt al jaren zonder tegenwerking te kunnen. Terwijl, aldus Meijer, als je dieper naar verschillende diersoorten kijkt zie je wel degelijk protest. Er zit veel meer politiek, strijd en democratie bij onze medebewoners dan je in eerste instantie misschien zou denken. Ze komen in opstand, op allerlei verschillende manieren. Soms zelfs met de menselijke dood tot gevolg. Het is tijd om de discussie, over wie of wat een soeverein volk is en wie niet, eens open te breken.
Door Noud van Bladel
Recent wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de harde biologische grens tussen mens en dier niet heel groot is. De sociale cohesie tussen verschillende dieren zit soms juist complexer in elkaar. Zo kunnen gorilla’s aan de hand van gebarentaal teruggrijpen op hun verleden, maken pijlinktvissen gebruik van grammatica en kunnen honden ruiken hoe laat het is. Eigenschappen die wij als mens niet eens hebben, of onszelf hebben aangeleerd. Het herkennen van dit soort eigenschappen bij andere diersoorten proberen wij als mens dan ook te doen vanuit ons eigen beknopte perspectief. Wij voelen ons superieur terwijl dat helemaal niet per se gegrond is. Iedere soort op deze planeet heeft zijn eigen weg in de evolutie afgelegd. Alle soorten hebben dat gedaan op hun eigen manier. De ene weg is niet beter dan de andere. Terwijl wij ons wel gedragen als de superieure soort. Dieren inzetten voor ons eigen politieke gewin is daar een concreet voorbeeld van.
Volgens de wet is het toegestaan om dieren te gebruiken voor eigen gewin. Terwijl dieren wel degelijk wezens zijn met gevoelens en gedachten ziet de wet ze in ons land als dingen. Ze hebben zelf geen zeggenschap over politieke keuzes die vaak wel grote invloed hebben op de leefomgeving van dieren zelf. Varkens zullen zelf natuurlijk nooit kiezen om te eindigen in een plastic bakje in de supermarkt. Het overnemen van deze rol door de mens lijdt direct ook niet tot verbetering van dierenwelzijn; het is maar net aan wie je het vraagt. Toch betoogt Meijer sterk met voorbeelden waarom dieren wel degelijk een politieke stem verdienen. Wat maakt de mens zo belangrijk dat wij mogen bepalen over het lot van dieren. Wij bepalen of we ze in een hokje stoppen, opeten, veranderen in een tas of riem. Of we ze inzetten voor onze veiligheid of misbruiken voor make-upproeven. Daar heeft het dier zelf nooit een stem in gehad. Ethisch gezien is dit natuurlijk niet uit te leggen.
Het zou niet gek zijn om de rechten van het dier eens onder de loep te nemen. Meijer haalt het boek Zoopolis. A Political Theory of Animal Rights (2013) van twee Canadese wetenschappers aan. In dat boek stellen Sue Donaldson en Will Kymlicka dat dieren recht hebben op burgerschap. Dit recht valt volgens hen uiteen in drie delen: ergens geboren zijn, ergens deel van uit maken (een groep of volk) en het recht om mee te besluiten in de richting of koers van de leefomgeving waarin het dier zich bevindt. Daarmee stellen de onderzoekers dat dieren in staat zijn om mee te besluiten over de toekomst van hun leefomgeving, hun soort en hun toekomst.
Een sprinkhaan is geen giraffe
Volgens de wet vallen alle dieren in dezelfde categorie; dingen. Dit is vreemd, vooral omdat iedereen ziet dat er veel verschil is tussen diersoorten. Het ene dier zwemt, de ander vliegt, is groot of juist klein. Biologisch gezien lijken ze totaal niet op elkaar. Toch valt er onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld insecten die vaak minder gevoel in zich hebben dan bijvoorbeeld onze huiskat. Dieren die een breed, historisch instinct in zich hebben aan de ene kant, en aan de andere kant organismes waarbij vooral fysiologisch goed te onderbouwen is dat ze waarschijnlijk geen gevoel hebben, omdat ze bijvoorbeeld bestaan uit weinig cellen (neem bijvoorbeeld de kwal). Hierdoor zijn zij minder in staat om te besluiten over hun eigen levensweg. Meijer maakt onderscheid tussen menselijke en niet-menselijke dieren. Waarbij het verschil zit in de vraag of het dier in staat is om zich te kunnen inleven in hun soortgenoten of omgeving. Ook maakt zij onderscheid tussen de soevereine diergroepen waarbij deze dieren totaal geen contact met mensen nodig hebben en zelf prima in staat zijn om een autonoom leven te lijden. De laatste groep waarbij er een aparte rechtsgroep zou ontstaan zijn de gedomesticeerde dieren. Waarbij wij als baasje de plicht hebben om ervoor te zorgen dat deze dieren een gelukkig en fijn bestaan krijgen. Doen we dat niet, dan kun je daar zelfs voor worden veroordeeld, iets wat op dit moment in Nederland al goed is geregeld.
Het dier als melkkoe
De aanpassing die nodig is om dieren een normale rechtspositie te geven vergt een grondige aanpassing van onze maatschappij. Er wordt op dit moment namelijk simpelweg ontzettend veel aan dieren verdiend. Denk aan vleeslobbyisten, boeren, dierentuinen en dierproeven – het draait allemaal om geld. Wanneer wij, te beginnen in Nederland, dieren meer rechten gaan geven voelen producenten en consumenten dat direct in de portemonnee. Hele sectoren moeten worden aangepast, of zelfs sluiten. We moeten ons eetpatroon flink gaan aanpassen en eens goed nadenken over ons huisdierenbeleid. Diepgaande gevolgen die niet direct aangepast kunnen worden. Toch is het goed om de discussie te blijven voeren. Aan die discussie levert Meijer een mooie bijdrage, met argumenten en op de inhoud.
Dieren op het pluche
De filosofische lijn die Meijer uiteenzet over het bevrijden van dieren en dierenrechten door ze een plek te geven in het politieke bestel gaat mij wat ver. De grote vraagt blijft natuurlijk hoe wij als natie met dieren om willen gaan. Het komt neer op beschaving en normen en waarden. De discussie die Meijer aanzwengelt over de rechten van dieren onderschrijf ik van harte. De mens heeft de morele plicht om dieren te beschermen en hun rechtspositie te waarborgen. Zoals de mens dat ook doet met de zwakkere medemens in de samenleving. Meijer onderstreept dit met de stellingnamen dat dieren gezien kunnen worden als zwakbegaafde mensen. Waarbij de onderliggende rechtspositie ook niet verdwijnt. De stelling gaat misschien wat ver maar filosofisch gezien markeert Meijer hier een interessante gedachte. Wanneer een mens onbekwaam wordt geacht te besluiten over zijn of haar eigen leven, wordt dit voor de mens gedaan. Hierbij wordt altijd een keuze gemaakt die het beste is voor de persoon die dat zelf niet meer kan bepalen. Waarom wordt dit niet doorgetrokken naar dieren? Wij als maatschappij kunnen prima invullen wat dieren nodig hebben en wat niet? Wat ze fijn vinden en wat niet? Wat gij niet wilt dat u geschiedt… Nou, ja. U kent het spreekwoord.
Gaat er ooit een moment komen dat je kunt stemmen op een kameel? Dat lijkt me wat overdreven. Dat we beter moeten nadenken over de individuele rechten en de bijbehorende rechtspositie van het dier, is evident. Toch blijft ook hier de nasmaak hangen dat de dierenlobby zo sterk is en blijft en dat het ideaalbeeld op de tweede plaats komt. Het is juist tijd voor extremiteit om dit aan te kaarten. Er moet rigoureus iets veranderen. Want bij al die sectoren, tussenpartijen en grootverbruikers, daar ligt de laatste stem. Het wordt tijd dat zij eens stemmen op een kameel.
Gebruikte bronnen
Meijer, Eva. De soldaat was een dolfijn: Over politieke dieren. Uitgeverij Cossee, 2017.
<< vorige | volgende >>