Artikelen
De klimaatroman als politiek wapen: een analyse van Het Kyoto-complot
Door: Boris Bouwman
Veel klimaatromans zijn een commercieel succes, ontvangen lovende kritieken en genieten veel media-aandacht. Nu dit specifieke literaire veld groeit denken wetenschappers na over hoe Angelsaksische klimaatromans een bijdrage leveren aan het politieke debat over klimaatverandering. Wat blijkt? Engelstalige klimaatfictie staatminder ver af van politiek of beleidsvorming dan je misschien zou denken. Maar: geldt dit ook voor de Nederlandstalige klimaatroman?
De NOS kopte in 2021 dat klimaatromans steeds populairder worden in Nederland. De staatsomroep schreef dat het genre in Engelstalige landen al jarenlang een feit is, maar in ons land druppelsgewijs op gang komt. Het nieuwsmedium gaf in het artikel een historisch overzicht van Nederlandstalige klimaatromans en begon met Weerwater uit 2015. De NOS zag een veel ouder werk over het hoofd: Het Kyoto-complot van schrijver Thomas van Slobbe uit 2007. Van Slobbe publiceerde de ecothriller onder het pseudoniem Ruben van Dijk. De klimaatroman speelt zich afrond een klimaattop in Kyoto. Het verhaal gaat over een Nijmeegse student die infiltreert in een groep milieuactivisten, in opdracht van een louche beveiligingsbedrijf. Vervolgens komt een Nederlandse journalist in contact met een klokkenluider. De melder van de misstand beweert dat de Amerikaanse president George W. Bush onder druk wordtgezegd door de olie-industrie om het CO2-uitstootverdrag van Kyoto niet te ondertekenen. Later blijkt dat de klokkenluider banden heeft met een milieubeweging, inderdaad, de groep van de infiltrant. Als de bellentrekker ‘plotsklaps’ overlijdt, tijdens een auto-ongeluk, beseffen de student en journalist dat de machtige olielobby tot alles in staat is.
Klimaatromans als Het Kyoto-complot worden niet hoofdzakelijk geschreven voor amusement. Schrijvers als Amitav Ghosh en George Marshall hekelden de politieke en beleidsmatige mislukkingen bij het aanpakken van klimaatverandering. Ze stelden vast dat bewustwording van de klimaatproblematiek niet heeft geleid tot actie. De mensheid wist dat de aarde aftakelde, maar nam nog geen drastische maatregelen om de ecologische voetafdruk te verkleinen. De auteurs wijten het gebrek aan assertiviteit aan de crisis van de verbeelding. Leken vinden het onvoorstelbaar of ondenkbaar dat landen overstromen en mensen sterven van de hitte. Daarom hoopten schrijvers datklimaatfictie de klimaatproblematiek tastbaarder kon maken, door de verhaalvorm in te zetten om de realiteit ervan te vergroten.
Het verschijnsel opwarming van de aarde krijgt betekenis door symbolen, verhalen en concepten. Wetenschappers verzamelen die betekenisgevers onder de noemer climate imaginary. Mensen hebben bepaalde voorstellingen van klimaatverandering. De kunsten en wetenschappen denken die verbeeldingen verder uit en gieten ze in een tastbare vorm: ze voeren bijvoorbeeld een theaterstuk op of publiceren een essay. Volgens politiek wetenschapper Matthew Benjamin Cole kan klimaatfictie dienen als middel om te begrijpen hoe het ethische en politieke aspect van klimaatverandering wordt verwerkt en bediscussieerd. Hij noemt de explosieve groei van Engelstalige klimaatfictie als voorbeeld. Cole linkt de populariteit aan toenemende bezorgdheid over klimaatverandering onder het publiek. Sommige duiders dichten de klimaatfictie een grotere verantwoordelijkheid toe dan Cole. Zij stellen dat klimaatfictie de bezorgdheid niet alleen weerspiegelt, maar ook faciliteert en fungeert als een handlanger van het milieubeleid. De invloed van literatuur op de houding van het publiek is moeilijk empirisch meetbaar, maar uit een Amerikaans lezersonderzoek blijkt dat klimaatfictie lezers heel effectief kan dwingen om zich mogelijke toekomsten voor te stellen en na te denken over de kwetsbaarheid van menselijke samenlevingen en kwetsbare ecosystemen. Klimaatfictie kent ook zijn beperkingen.
Klimaatschrijvers die het publiek proberen te raken met waarschuwingsverhalen kunnen bot vangen, aldus Cole.Volgens de politicoloog is het nut van apocalyptische verhalen beperkt als er geen mogelijkheden worden geboden voorcollectieve actie.
Politiek is in de ogen van Cole niet alleen een zaak van de rede, maar ook van beelden, verhalen en mythen van een samenleving, zeker in het geval van klimaatpolitiek. Niemand kan klimaatverandering in zijn geheel waarnemen of ervaren. Dankzij verbeeldingskracht kunnen mensen het fenomeen toch begrijpen. Als iemand verbeeldingskracht inzet is het mogelijk om bestaande instellingen en praktijken kritisch te bekijken en een radicaal andere toekomst tevoorzien. Klimaatfictie is dus een onontkoombare context voor klimaatdiscussies, activisme en beleid. Vrij Nederland wijst in 2007 ook op de politieke relevante van Het Kyoto-complot. De recensent schrijft dat de klimaatroman zich laat lezen als een goed gedocumenteerde waarschuwing voor politici, maatschappelijke organisaties en burgers die zichinzetten voor klimaatbeleid.
Klimaatschrijvers vertellen graag apocalyptische verhalen, maar volgens Cole kent die aanpak ook gevaren. Een bang publiek kan autoritaire en ondemocratische beslissingen op politiek vlak tolereren. Rechtse partijen kunnen apocalyptische verhalen gebruiken als argument om de grenzen van rijke westerse landen te beschermen en klimaatvluchtelingen buiten te houden. Engelstalige klimaatfictie werd eerst gezien als een verzameling fabels die waarschuwen voor de gevolgen van klimaatverandering door menselijk handelen. Inmiddels worden klimaatromans ingezet voor geëngageerde ecopolitiek.
Cole gaat in op de klimaatromans New York 2140, The Overstory en Gun Island. De boeken gaan alle drie over het falen van economische en politieke instellingen. De auteurs van dit soort klimaatromans richten zich op lezers die zich meegesleurd voelen door onpersoonlijke systemen. Ze zoeken naar manieren van collectieve actie en gedeeldeverantwoordelijkheid.
In het verhaal van de drie romans keert de strijd voor een rechtvaardige verdeling van rijkdom en politieke macht terug. De personages in het boek kijken kritisch naar juridische, politieke en economische instituten, die de belangen van de machtigen boven de minder machtigen stellen, het menselijke boven het niet-menselijke leven (dieren & planten). De boodschap: klimaatverandering is geen afzonderlijk probleem dat beheerd of opgelost kan worden binnen bestaande instituties, in plaats daarvan verschijnt het als een gevolg van zulke instituties.
Ook in Het Kyoto-complot keren kritische personages terug. Carice, een waterbouwkundig ingenieur die helpt bij dewatervoorziening in een VN-kampement in Tsjaad, schrikt van de droogte in het land. Ze mailt een vriendin uit Nederland om haar ervaring te delen.
‘Vivienne, ik kan gewoon niet beschrijven hoe het is om hier te zijn. Zo erg en toch zo mooi, zo inspirerend en tegelijk zo machteloos. Hoeveel foto’s, hoeveel verhalen ik je ook zou sturen, vanuit Nederland is het gewoon onmogelijk om te snappen wat hier gaande is. Mensen hebben geen pijn zoals wij die kennen, geen dorst zoals je je vanuit Nijmegen voorstelt (…) In dit land van de brandende zon zijn de schaduwen de mooiste die ik ken. In een situatie die te wanhopig is om iets zinnigs te doen, kan ik meer voor mensen betekenen dan ooit.’ (19)
De romans die Cole aanhaalt zijn niet zozeer apocalyptisch, maar ook niet erg hoopgevend. Hij stelt dat geen van de drie auteurs alternatieven schetst voor de kapitalistische moderniteit, al benadrukken ze de noodzaak om deze te overstijgen. De lezer is wel getuige van afbrokkelende instituten en de strijd waaruit uiteindelijk alternatieven kunnenvoortkomen. Te midden van dit alles kunnen degenen die alert en actief zijn mogelijkheden ontdekken om schade te beperken en goederen veilig te stellen en zo rechtvaardigere, meer coöperatieve en meer verantwoordelijke gemeenschappen te vormen.
In een passage uit Het Kyoto-complot schetst een Amerikaanse kolonel een treurig beeld van de internationale politiek. Carice hoort het verhaal vol ongeloof aan:
‘Vooral de armste inwoners van Irak bleken de dupe van de maatregel. Ze leden honger en hadden een groot gebrek aan medicijnen. In reactie daarop werd het olie-voor voedsel- programma ingesteld. Dat werd algauw het grootste en duurste project uit de geschiedenis van de Verenigde Naties en kwam erop neer dat Irak, onder controle van de VN, een bepaalde hoeveelheid olie mocht verkopen, in ruil voor voedsel en medicijnen. Op zich een goede idee, maar in de praktijk een vrijbrief voor fraude en oorlog. Nu blijkt dus dat de bloedeigen zoon van de hoogste baas van de VN ook al heeft gerommeld. De hele wereld heeft liggen klooien en voor de verandering is het mijn eigen regering die haar handen schoongehouden heeft.’ (255-256)
De drie romans die Cole gebruikt voor zijn analyse werden tussen 2017 en 2019 uitgebracht. Toch leent ook Het Kyoto-complot uit 2007 zich goed voor de analyse van Cole. Veel aspecten die de politicoloog uitlicht in de Engelstalige boeken keren ook terug in de Nederlandstalige klimaatroman. Het werk van Van Slobbe is dus zeker niet gedateerd en verdient het om nog eens opgepakt te worden. Misschien zet het lezen van Het Kyoto-complot u wel aan tot politieke actie.
Gebruikte bronnen
Cole, Matthew Benjamin. ‘“At the heart of human politics”: agency and responsibility in the contemporary climate novel.’ Environmental Politics 31: 1 (2022): 132-151.
NOS. ‘Klimaatroman steeds populairder: “Schrijvers voelen aankomen wat gebeuren gaat”.’ Geraadpleegd op vrijdag 3 november 2023. https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2393920-klimaatroman- steeds-populairder-schrijvers-voelen-aankomen-wat-gebeuren-gaat
Van Dijk, Ruben. Het Kyoto-complot. Amsterdam: A.W. Bruna Uitgevers, 2007.