Artikelen
Dan moet speculatieve fictie de wereld maar redden
Klimaatverandering is overal om ons heen. De A12 is vaker wel afgezet door Extinction Rebellion dan niet en ook op verjaardagen en familie-uitjes lijkt het onderwerp altijd weer op tafel te komen. Des te interessanter is het dan ook dat het thema van klimaatverandering de literaire wereld nog niet overgenomen lijkt te hebben. Sterker nog, er zijn theoretici die beweren dat literatuur helemaal niet geschikt is om het over de klimaatcrisis te hebben. In dit artikel ga ik in op deze bewering en laat ik vooral zien op welke manier de klimaatcrisis wél in literatuur voor kan komen, namelijk in de speculatieve fictie. We blijven zwemmen, het korte verhaal van Renée van Marissing gebruik ik aan het eind om te laten zien hoe de klimaatcrisis verbeeld kan worden in speculatieve fictie.
Door Jitske van Luit
Speculatieve fictie
In dit artikel zal het dus voornamelijk gaan over speculatieve fictie, en waarom dit serieus genomen moet worden wanneer we het hebben over het afbeelden van de klimaatcrisis in literatuur. Speculatieve fictie is ontstaan als subgenre van sciencefiction, waarbij het idee oorspronkelijk was dat speculatieve fictie vooral gebruikt werd om de toekomst van het alledaagse leven te beschrijven. Tegenwoordig wordt speculatieve fictie echter meer gebruikt als een soort ‘supergenre’ voor alle genres die niet beschouwd kunnen worden als een realistische beschrijving van de alledaagse ervaring. Hieronder vallen bijvoorbeeld sciencefiction, fantasy en horror Maar ook specifiekere genres zoals de dystopie en post-apocalyptische verhalen (Oziewicz 1). Renée van Marissing omschrijft het ook wel als volgt: “[speculatieve fictie] houdt zich bezig met wat in de toekomst wellicht de feiten zullen zijn. [Het] is vaak een extrapolatie van problemen, thema’s, maatschappijvormen die al aanwezig zijn in onze wereld” (Van Marissing 204). Een veelomvattend genre dus, dat voldoende mogelijkheden zou kunnen bieden om de klimaatcrisis te verbeelden. Waar komt dan het idee vandaan dat dit niet zou kunnen? Daarvoor moeten we ons keren tot het idee van de klimaatcrisis als de crisis van de verbeelding, een idee opgebracht door de schrijver Amitav Ghosh.
Klimaatverandering als crisis van de verbeelding?
In The Great Derangement schrijft Amitav Ghosh over de klimaatcrisis en de rol die literatuur hierin kan spelen. Hij verwondert zich over het feit dat de klimaatcrisis tot nu toe afwezig lijkt te zijn in de literatuur. Wanneer de klimaatcrisis wel aan bod komt in een literair werk, zorgt dit er volgens Ghosh direct voor dat het werk niet meer als ‘serieuze’ literatuur gezien kan worden (7). Dat het moeilijk is om over klimaatverandering te schrijven kan voor een deel te maken hebben met het feit dat hier een ingewikkelde terminologie aan gekoppeld zit. Onze kennis over de klimaatcrisis zit voornamelijk in de wetenschappelijke literatuur en is niet toegankelijk voor het gros van de mensen. Daarnaast lijken de bestaande literatuur- en kunstvormen ook ongeschikt te zijn om met klimaatverandering om te gaan. De klimaatcrisis is hierdoor volgens Ghosh dan ook wel te zien als een “crisis of culture, and thus of the imagination” (9).
Jonathan Safran Foer gaat verder in op deze crisis van de verbeelding in Het klimaat zijn wij. De wereld redden begint bij het ontbijt. Hij legt hierin uit dat het probleem met het verbeelden van de klimaatcrisis tweeledig is. Ten eerste is de omvang van de klimaatcrisis zo groot dat het voor de mens simpelweg te moeilijk is om het ons goed voor te kunnen stellen. Het voelt als iets dat ver weg van ons of ver in de toekomst is (17). Daarnaast is het ook nog eens geen boeiend verhaal om te vertellen: “niet alleen slaag het er niet in ons te bekeren, het slaagt er ook niet in onze interesse te wekken” (18). Verhalen over de huidige staat van de klimaatcrisis werken dus niet voor het publiek. Foer ziet de klimaatcrisis dan ook niet alleen als een crisis van de verbeelding, maar ook als een geloofscrisis (20). Doordat we het ons niet voor kunnen stellen, lukt het ook niet om ons erin te laten geloven.
Wanneer we de theorieën van Ghosh en Foer aannemen, moeten we dus eigenlijk twee dingen stellen. Allereerst kan ‘serieuze’ literatuur niet gebruikt worden om de klimaatcrisis te verbeelden. Daarnaast zijn verhalen over hoe de klimaatverandering er vandaag de dag uitziet niet interessant genoeg om het publiek te kunnen boeien. Dat laatste lijkt gemakkelijk opgelost te kunnen worden door het gebruikt van speculatieve fictie. Daarin kan immers gebruik gemaakt worden van toekomstverbeeldingen om bijvoorbeeld gevolgen van klimaatverandering een plek in het verhaal te geven. Wanneer we kijken naar werken binnen dit genre zijn er dan ook veel voorbeelden van boeken die (deels) gaan over de klimaatverandering. Het probleem is volgens mij dus niet dat klimaatverandering niet aangehaald kan worden in fictie, maar dat schrijver als Ghosh en Foer genres als speculatieve fictie afbeelden als ‘niet goed genoeg.’ Ze suggereren dat dit soort genres niet serieus moeten worden genomen en daarom ook geen belangrijke rol kunnen spelen in de verbeelding van de klimaatcrisis en onderzoek hiernaar. Zo zegt Foer: “De meeste pogingen om de crisis in een verhaal te gieten zijn sciencefiction of ze worden als sciencefiction afgedaan. Er zijn maar heel weinig versies van het verhaal over klimaatverandering die een kleuter kan navertellen. En er is geen enkele versie die hun ouders aan het huilen brengt (20).” Niet echt een citaat waaruit blijkt dat we speculatieve fictie of sciencefiction serieus moeten nemen.
De rol van speculatieve fictie in de verbeelding van de klimaatcrisis
Het heersende beeld lijkt dus te zijn dat de rol die speculatieve fictie kan spelen in het verbeelden van de klimaatcrisis klein tot niet bestaand is. Gelukkig zijn er tegenwoordig steeds meer mensen die dat anders zien. Renée van Marissing benadrukt bijvoorbeeld dat speculatieve fictie “niet zelden de voorloper van de werkelijkheid [is]” (206). Ook kan het volgens haar dienen als inspiratie voor het oplossen van problemen, of juist als waarschuwing: ‘dit is wat er kan gebeuren als we op deze manier doorgaan’.
Eén van de subgenres van speculatieve fictie die uitermate geschikt lijkt te zijn voor het vertellen van klimaatverhalen is die van de dystopie. Caroline Edwards legt in haar hoofdstuk over de afbeelding van de apocalyps in Britse literatuur uit dat dystopische verhalen zoals post-apocalyptische en eco-catastrofische verhalen de laatste twintig jaar in opkomst zijn. Deze opkomst schrijft zij toe aan de steeds grotere kans op een ecologische ramp in de echte wereld. De dystopische roman biedt vertelmogelijkheden die in de klassieke postmoderne roman, of wat Ghosh ‘serieuze’ literatuur zou noemen, niet te vinden zijn. In tegenstelling tot Ghosh ziet zij dit echter juist als een mogelijkheid voor de dystopische roman om een belangrijkere rol te gaan spelen in de literaire wereld (159).
Ook Stef Craps ziet een toegenomen interesse in de dystopische roman als middel om de klimaatverandering te verbeelden. De opkomst van deze belangstelling kan begrepen worden binnen de bredere trend van toenemende fascinatie voor het dystopische verhaal vanaf het midden van de twintigste eeuw (45). Volgens Craps zijn dystopische klimaatverhalen een manier om met angst om te gaan. Voor schrijvers is het een manier om hun angst om te zetten in iets creatiefs en op deze manier ook hun eigen angst onder ogen te komen. Voor het publiek kan het dienen als herkenning. Daardoor hoeven ze zich minder alleen te voelen in de angsten die ze over bijvoorbeeld de toekomst hebben (44).
Dystopische thema’s in We blijven zwemmen
Dystopische verhalen lijken dus wel degelijk geschikt te zijn om te schrijven over de klimaatcrisis. Binnen de dystopische klimaatfictie is er een aantal thema’s dat steeds terugkeert. Zo benoemt Van Marissing “water en droogte […] machtsmisbruik, moord, verraad, rebellie en een zwartemarkteconomie” (207) als grote thema’s binnen klimaatdystopieën over water. Aan deze lijst kunnen voor de algemene klimaatdystopie ook nog (rechts-populistische) totalitaire regiems (Van Bodegom) en natuurrampen (Schipper) worden toegevoegd.
Een aantal van deze dystopische elementen is terug te vinden in het korte verhaal We blijven zwemmen van Renée van Marissing. We blijven zwemmen vertelt het verhaal van Jonne, een 41-jarige vrouw die verblijft in een tentenkamp met klimaatvluchtelingen. Haar eigen woonplaats is getroffen door natuurrampen waardoor ze deze heeft moeten verlaten. In het korte verhaal probeert zij te begrijpen wat haar is overkomen het verlies van haar zoontje te verwerken.
Uit de korte beschrijving blijkt al dat het verhaal draait om een natuurramp, of eigenlijk om twee natuurrampen. De woonplaats van Jonne, ergens aan de kust, is getroffen door een aardbeving: “eerst was het schudden, daarna minutenlang het oorverdovende geluid van een in elkaar stortende stad”, waarna een tsunami de stad heeft overspoeld. De huid van Jonne is volledig uitgedroogd door zout, en mede-vluchteling Simon vertelt Jonne dat de meeste mensen al gestorven waren voordat het water kwam.
De tsunami is dus een concretisering van het thema water in dit korte verhaal. Jonne lijkt door het water haar bewustzijn te zijn verloren, waardoor ze ook niet meer weet wanneer haar zoontje verdwenen is. Naast de tsunami komt het thema water nog terug in de vorm van drinkwater, dat uitgedeeld wordt door militairen in het vluchtelingenkamp. Het water is dus op verschillende manieren en in verschillende vormen terug te vinden in het verhaal.
Daarnaast is er ook sprake van de thema’s van machtsverschil en ongelijkheid in We blijven zwemmen. Er is een scheiding gemaakt tussen de inwoners van het land die op dit moment nog veilig zijn voor de gevolgen van klimaatverandering en de inwoners die er al mee te maken hebben. Ergens landinwaarts is een hek geplaatst, wat vanuit het noorden naar het zuiden lijkt te lopen. De vluchtelingen mogen hier niet doorheen om een veilige plek te vinden. In plaats daarvan komen er mensen noodzakelijke spullen als tenten, drinkwater en eten naar hun locatie brengen, “alles onder militaire escorte, alsof we beesten waren”. De vluchtelingen worden dus als minderwaardig behandeld. Jonne lijkt hier niet verbaasd over te zijn: “Ze hebben hun plicht gedaan en ons, hun landgenoten ondersteund in de ergste nood.”
De kracht van speculatieve fictie
In We blijven zwemmen komen verschillende thema’s voor die herkenbaar zijn voor dystopische klimaatverhalen. Hoewel, of misschien juist wel doordat, het verhaal niet onder ‘serieuze’ literatuur valt zoals Ghosh het beschrijft, is Van Marissing in staat om een beeld te schetsen van wat ons te wachten staat, stel dat we op dezelfde voet doorgaan. En dat is precies de kracht van speculatieve fictie: het heeft de mogelijkheid om te waarschuwen voor de gevolgen van ons huidige gedrag. Op deze manier kan het mensen aan het denken zetten en misschien zelfs aansporen om veranderingen te maken. Hoop biedt het verhaal van Van Marissing niet, maar misschien is die hoop juist te vinden in het voorkomen van dit verhaal als mogelijk scenario voor onze toekomst. Anders zullen we zien hoe goed wij kunnen zwemmen.
Gebruikte bronnen
Bodegom, Fiep van. “Kan fictie de wereld redden? Over zin en onzin van toekomstverhalen.”
De Volkskrant, 29 december 2022, www.volkskrant.nl/boeken/kan-fictie-de-wereld-redden-over-de-zin-en-onzin-van-toekomstverhalen~b34547c3/.
Craps, Stef. “Klimaatfictie tussen hoop en vrees.” HANDELINGEN (KZM) 75 (2023): 39-52.
Edwards, Caroline. “Apocalypse: Co-Evolutionary Futures.” Utopia and the Contemporary
British Novel, Cambridge University Press, Cambridge, 2019, 154–196.
Foer, Jonathan Safran. Het klimaat zijn wij. De wereld redden begint bij het ontbijt. Vertaald
door Patty Adelaar, Ambo Anthos, Amsterdam, 2019.
Ghosh, Amitav. The Great Derangement. Climate Change and the Unthinkable. University of
Chicago Press, 2016.
Marissing, Renée van. “Over droogte en watergebrek in speculatieve fictie.” Terras 19 (2020): 203-209.
Marissing, Renée van. “We blijven zwemmen”. SLAA, 2017, www.slaa.nl/korte-verhalen/we-
blijven-zwemmen/.
Oziewicz, Marek. “Speculative Fiction.” Oxford Research Encyclopedia of Literature. Oxford
University Press, 2017.
Schipper, Minke. “Op weg naar het Einde?” Groene Amsterdammer 146: 31 (2022): 40-43.
<< vorige | volgende >>