Artikelen
Wie betaalt de prijs voor de klimaatcrisis?
De klimaatcrisis sluimert onopgemerkt om ons heen. Elk jaar wordt de aarde warmer, waardoor leefgebieden van dieren verkleinen en veel diersoorten uitsterven. Toch kijken wij, de westerse wereld, er niet van op aangezien de gevolgen nog ver weg lijken. Pas wanneer de problemen zich voor onze ogen afspelen, nemen we het serieus. Zoals wanneer de hangjongeren plastic flessen laten slingeren of de versteende tuinen van de buren en fabrieken ons zicht blokkeren. Als het even kan, dan proberen we ook dat te negeren. De plastic flessen op straat zijn immers niet door ons laten liggen, dus dan zijn we er toch ook niet verantwoordelijk voor? In onze eigen tuin is het namelijk wel een groene oase, waar we ons terugtrekken om de vuile omgeving te vermijden. De Droomfabriek, geschreven door Gerwin van der Werf, confronteert de lezer met het gemak waarmee de westerse mens zijn ogen sluit voor de klimaatproblemen. Het boek onthult de intersectionele relatie tussen ecologische uitdagingen die we in de samenleving tegenkomen en hoe we kwetsbare groepen hierin ongelijk behandelen.
Door: Michelle van der Knaap
De Droomfabriek lijkt in eerste instantie geen boek over de klimaatcrisis. Het verhaal volgt Josie Cruquius, die haar leven wil veranderen door zonder ervaring wiskundelerares te worden in een achterstandswijk. Voor haar is dit een grote verandering, aangezien ze altijd een welvarend leven heeft geleid. Haar huis heeft ze zelfs geërfd van haar grootouders. Ze heeft moeite om orde te houden in haar klassen, vooral in klas 3A waar Carmen chaos aanwakkert. Toch heeft Josie medelijden met Carmen, die door haar sociale milieu wordt benadeeld, en nodigt haar thuis uit voor bijles. Het boek behandelt de valkuilen van het onderwijs en de ongepaste relatie tussen Josie en Carmen. Toch speelt het klimaat een belangrijke rol: in het noorden van de stad worden de mensen veel meer geraakt door klimaatproblemen dan in het zuiden. Het noorden oogt niet alleen milieuonvriendelijk, maar het ruikt er ook nog eens vies. Dit komt door de beperkte natuur en de fabriek die het noorden vult met haar rook. Zodra je met het pontje het water oversteekt, verandert alles. De klimaatproblemen lijken in het zuiden van de stad nog ver weg te zijn. De grote sociaaleconomische kloof weerspiegelt hoe er met de omgeving wordt omgegaan.
Intersectionele ecologie
Hoe de klimaatcrisis zich manifesteert in de verschillende wijken kan worden beschreven met behulp van intersectionele ecologie. Deze term is opgedeeld in twee delen, namelijk intersectionaliteit en ecologie. Hoewel deze twee termen elkaar beïnvloeden, is het essentieel om eerst de individuele termen beter te begrijpen.
Intersectionaliteit is een term die we kunnen terugleiden naar de Amerikaanse feministe en wetenschapper op het gebied van critical race theory, Kimberlé Crenshew. Volgens Crenshew (1991) bestaat iemands identiteit uit verschillende aspecten, zoals geslacht, seksuele voorkeur, sociale klasse en ras. Dit heeft invloed op hoe iemand de wereld ervaart en hoe de samenleving op diegene reageert. Als er sprake is van onderdrukking gaat dit dus niet om één aspect, maar om meerdere. Hilde Lindemann, een filosofe die zich richt op feminisme en de sociale constructie van gender, geeft de volgende definitie van intersectionaliteit: ‘het idee dat dezelfde persoon tot verschillende, afzonderlijke groepen kan behoren, die elk op een bepaalde manier worden onderdrukt’ (2021, p. 42). Er is dus altijd sprake van overlap. Wanneer een lesbische vrouw zich bijvoorbeeld uitspreekt over haar ervaringen met machtsverhoudingen op de werkvloer, moet er niet alleen aandacht zijn voor haar gender, maar ook voor haar seksuele voorkeur.
Ecologie omvat daarentegen de interactie tussen organismen en hun omgevingen. Denk hierbij aan de wisselwerking die ontstaat tussen water, planten, dieren, aarde, stenen en mensen op onze gedeelde wereld (Vaughn et al., 2021). Door water kunnen bijvoorbeeld planten groeien en dieren in leven blijven. Aarde houdt weer voedingstoffen en water vast, waardoor de grond vruchtbaar is en planten kunnen groeien. De onderlinge relaties tussen organismen en hun omgevingen dragen dus bij aan het vergroten van de biodiversiteit.
In de context van de klimaatcrisis is het belangrijk om zowel de negatieve effecten van menselijke handelingen op de natuur als de impact op de medemens te bespreken. Deze handelingen hebben niet alleen gevolgen voor ecosystemen, maar raken ook kwetsbare groepen in de samenleving. Dit vormt het raakvlak tussen intersectionaliteit en ecologie, oftewel intersectionele ecologie. De klimaatcrisis treft voornamelijk mensen met lagere inkomens en ondervertegenwoordigde groepen bij het beslissen over het klimaatbeleid (Kaijser & Kronsell, 2014). De gevolgen van de klimaatcrisis verschillen dus tussen verschillende sociale, culturele en economische groepen. Door deze gevolgen van dichterbij te bekijken, ontstaat er een beter beeld van de machtsverhoudingen die relevant zijn voor de klimaatcrisis.
Het vieze contrast
In De Droomfabriek zien we twee sociale groepen. Aan de ene kant zijn er de bewoners van Wijk, een wijk die zich aan het noorden van het water bevindt. Deze plek heeft door zijn uitstraling en armoede een slechte reputatie, vooral in vergelijking met het zuiden van het water, waar alles een stuk schoner is. Deze plek wordt door de bewoners van Wijk ook wel het ‘kakkersparadijs’ (p. 12) genoemd. De bewoners van beide gebieden komen amper in contact met elkaar, ondanks dat ze nog geen tien kilometer van elkaar verwijderd zijn. Het lijken wel twee verschillende werelden, gescheiden door water.
Josie is een van de weinigen uit het zuiden die het water oversteekt. Ze heeft een baan gevonden in Wijk en moet hierdoor elke dag met het pontje het water oversteken. Ze merkt direct de verschillen tussen het noorden en zuiden op. Rond de school hangt een ‘verschaalde rooklucht’ (pp. 58-59) en de gebruikte materialen zijn al jaren oud. De school en haar leerlingen worden afgeschilderd als het afvoerputje van de samenleving, waar alleen ‘natuurwetten van kolkend water en afval’ gelden (pp. 59-60). De leerlingen leven nou eenmaal in armoede en daar is lastig uit te komen.
Hun leefomgeving is niet veel beter. Wanneer Josie door de straten van Wijk fietst, merkt ze het verschil tussen het noorden en het zuiden van de stad. De wegen in het noorden zijn slecht onderhouden, het is benauwd, tuinen ontbreken en alle natuur is uitgestorven. In vergelijking met haar eigen leefomgeving is dat heel anders. Zij heeft genoeg gras om rondom haar hele huis te kunnen maaien. Dit creëert een duidelijk contrast tussen de twee gebieden. Voor Josie is dit nieuw. Zij heeft nooit geweten dat het daar zo anders is en beseft dat het voor de mensen in haar omgeving ook niets uitmaakt. De mensen geven niet om het noorden ‘en zeker niet om de problemen van mensen die in portiekflats woonden’ (p. 76). Toch ziet Josie het pas als een probleem wanneer ze het met haar eigen ogen ziet. Daarvoor was Josie net als de anderen, die niet omkijken naar de problemen die zich elders bevinden.
Uit Josie’s ervaring blijkt dat de stemmen van de mensen uit armere gebieden niet worden gehoord. Ze zijn ondervertegenwoordigd in de politiek, waardoor er niets verbetert en de natuur verder achteruitgaat. De mensen die een verschil kunnen maken, zijn in dit geval de mensen uit het zuiden, maar zij komen nooit in aanraking met de vervuilde gebieden. Dit illustreert het principe van intersectionele ecologie, waarbij de ecologische problemen verbonden zijn met sociale ongelijkheid. Kwetsbare groepen, zoals het noorden van de stad, worden het zwaarst getroffen door milieuproblemen en hebben weinig zeggenschap over het milieubeleid.
Vervuilde dromen
De inwoners uit Wijk zijn echter niet blind voor de milieuproblemen. Ze organiseren zelfs activiteiten om deze te verbeteren. Op Groene Dag gaan bijvoorbeeld velen zwerfvuil ruimen. Aan het einde van het boek wordt er op de school zelfs een prijs vernoemd naar de werknemer die het meest zwerfvuil heeft geruimd. Daarnaast worden ouders gevraagd om een bijdrage te leveren aan het herstel van de plantenkas, wat eigenlijk al een verloren zaak is. Arme gezinnen kunnen immers geen geld bijdragen om de natuur te verbeteren, waardoor de problemen zich blijven opstapelen. De kas verbeteren of zwerfvuil ruimen alleen zou de klimaatproblemen nooit kunnen oplossen. Zeker niet aangezien er in Wijk een groter probleem is.
Een grote staalfabriek is het eerste wat zichtbaar is wanneer iemand via het pontje van het zuiden naar het noorden vaart. Andersom verdwijnen langzaam alle sporen van de staalfabriek wanneer er naar het zuiden wordt gevaren: ‘Bij de pont was de giftige stank verdwenen, hij waaide richting het noordoosten, spreidde zich uit over Wijk als een deken van verrotting en loste daar voorbij op in het niets’ (p. 245). De staalfabriek richt veel schade aan in het noorden. Overal zijn geuren van olie, staal en zwavel te ruiken. Het staal dat gebruikt wordt, moet voortdurend worden besproeid met water om te voorkomen dat nog meer gevaarlijke stoffen in de lucht komen. Toch lijken de mensen in het zuiden geen last te hebben van deze fabriek. Voor hen biedt deze fabriek alleen maar voordelen. De economie lijkt er namelijk door te groeien, waardoor de staalfabriek blijft bestaan.
Toch zijn de nadelen van de staalfabriek groot voor de mensen in het noorden. ‘Je krijgt hier stoflongen als je gewoon op je balkon zit en dat komt door die verdomde fabriek’ (p. 135). Kinderen krijgen longkanker door de fabrieken, maar voor volwassenen is de staalfabriek een belangrijke inkomstenbron. Veel inwoners werken nog steeds in de fabriek, ondanks dat iedereen de gevaren kent. Ook de leerlingen van de school zijn zich hiervan bewust. Schoolwerk is daarom een van hun minste zorgen. Voor hen lijkt er geen uitweg te zijn uit hun leefomgeving. Ze hebben soms dromen, maar voor de meeste lijken hun levens al vast te staan: ‘We zijn hier arm en we worden toch nooit rijk’ (p. 268).
In het naschrift lijkt het een stuk beter te gaan met Wijk. In ieder geval wordt de staalfabriek binnen tien jaar gesloten. Toch is de reden van deze sluiting niet duidelijk. Nergens wordt vermeld of dit komt door de mensen uit Wijk zelf of door andere instanties. De stem van de mensen in het noorden wordt buiten beschouwing gelaten.
Ongelijke behandelingen
De Droomfabriek onthult langzaam de kant van de klimaatcrisis die veel westerse mensen liever negeren. Dit boek toont dat klimaatproblemen in onze omgeving plaatsvinden, zelfs als wij er niet direct mee te maken hebben. In het verhaal lijken deze problemen pas erkend te worden wanneer de rijken erdoor worden getroffen, zoals het geval is met Josie. Kwetsbare groepen, zoals de inwoners van Wijk, worden het hardst getroffen door deze problematiek en hebben het minste zeggenschap over het bedenken van oplossingen. De Droomfabriek fungeert als een spiegel, die de lezer dwingt de gevolgen van zijn gedrag en keuzes voor de meest kwetsbare mensen te erkennen.
Gebruikte bronnen
Crenshaw, K. (1991). Mapping the Margins: Intersectionality, Identity Politics, and Violence against Women of Color. Stanford Law Review, 43(6), 1241–1299. https://doi.org/10.2307/1229039
Kaijser, A., & Kronsell, A. (2014). Climate change through the lens of intersectionality. Environmental Politics, 23(3), 417-433. https://doi.org/10.1080/09644016.2013.835203
Lindemann, H. (2021). Intersectionality. In An Invitation to Feminist Ethics (pp. 40-49). EBSCO Publishing.
Van der Werf, G. (2022). De Droomfabriek (2de dr.). Atlas Contact.
Vaughn, S. E., Guarasci, B., & Moore, A. (2021). Intersectional Ecologies: Reimagining Anthropology and Environment. In Annual Review of Anthropology (Vol. 50, Nummer Volume 50, 2021, pp. 275-290). Annual Reviews. https://doi.org/10.1146/annurev-anthro-101819-110241