Liternatuur

Artikelen

Een bedrukkende wereld door kraaloogjes: De lichtjaren

Een met de post bezorgde kist waarin twee kraaloogjes je plots aankijken en voor je het weet huist er een heremietkreeft in je appartement. In De lichtjaren (2021) van Jens Meijen weten twee jonge dertigers niet wat ze overkomt, maar ze besluiten de zorg van de heremietkreeft op zich te nemen. Een verantwoordelijkheid die de menselijke omgang met dieren, en in het verlengde daarvan de aarde, in de roman bevraagt. Tegelijkertijd rest de vraag wat dieren ons kunnen leren als we voorbij het menselijke perspectief kijken. De omgang met en representatie van dieren in de Lichtjaren roept op tot een reflectie van de menselijke houding in het Antropoceen.

Door: Laura Bom

 

Een bedrukkende wereld door kraaloogjes: De lichtjaren


Een met de post bezorgde kist waarin twee kraaloogjes je plots aankijken en voor je het weet huist er een heremietkreeft in je appartement.
In De lichtjaren (2021) van Jens Meijen weten twee jonge dertigers niet wat ze overkomt, maar ze besluiten de zorg van de heremietkreeft op zich te nemen. Een verantwoordelijkheid die de menselijke omgang met dieren, en in het verlengde daarvan de aarde, in de roman wordt bevraagd. Tegelijkertijd rest de vraag wat dieren ons kunnen leren als we voorbij het menselijke perspectief kijken. De omgang met en de representatie van dieren in de Lichtjaren roept op tot een reflectie van de menselijke houding in het Antropoceen.

 Niet zomaar een kreeft

De heremietkreeft in De Lichtjaren speelt een belangrijke rol in het verhaal. Het dier lijkt steeds met de personages te communiceren. De communicatie met de kreeft is weergegeven vanuit de waarneming van de personages, waardoor menselijke ervaringen voorop lijken te staan. Vanuit de verbeelding van de ik-persoon tikt de kreeft bijvoorbeeld met zijn scharen tegen het glas van het aquarium: “Hij probeert me iets te vertellen. Misschien is dit de eerste poging tot communicatie van een kreeft met een mens, maar ik ken domweg zijn taal niet” (Meijen, p. 24). Mede door de groeiende bewustwording dat dierlijke- en plantaardige communicatie veel ingewikkelder is dan gedacht, is de aandacht voor de rol van niet-menselijke wezens gegroeid in literatuuronderzoek, stelt Barbara Fraipont in haar essay De stem van zeeën, planten en dieren (2021).

Binnen de Animal Studies wordt er onderzoek gedaan naar de representatie van niet-menselijke wezens in literatuur, zoals dieren. De relatie tussen mens en dier staat daarbij centraal. De Raat en Vitse maken in hun artikel Dieren lezen in hedendaags proza voor jong en oud (2022) een onderscheid tussen antropomorfisme en anthropodenial. Antropomorfisme is duidelijk terug te zien in De Lichtjaren: de heremietkreeft krijgt menselijke eigenschappen toegeschreven, zoals gevoelens en de mogelijkheid van spreken. Hij krijgt zelfs een menselijke naam: “De kreeft hoort je, draait zich om, kijkt ons aan. (…) Hij vertelt me, plots, terloops, tussen neus en lippen, dat zijn naam Jan is. Hij heet Jan. Hij is Jan” (Meijen, p. 201). Het is een antropomorfiserende representatie die overeenkomsten tussen mens en dier veronderstelt, waarbij het dier wordt vermenselijkt. De relatie tussen mens en dier in de roman roept daardoor vragen op over onze verantwoordelijkheid ten opzichte van dieren. Zo kan je je afvragen of de zorg die de personages geven aan de kreeft vooral gebaseerd is op de menselijke eigenschappen die ze in de kreeft zien.

Tegelijkertijd legt de roman ook de verschillen tussen de personages en de kreeft bloot. Die benadering sluit aan bij het anthropodenial, dat de overeenkomsten tussen mensen en dieren ontkent. Fraipont stelt dat hedendaagse auteurs soms het menselijke perspectief decentraliseren om plaats te maken voor een perspectief van niet-menselijke wezens, zoals dieren en planten. Niet-menselijke wezens worden bijvoorbeeld beschreven als autonome wezens met een eigen bewustzijn. In De Lichtjaren komt dit terug doordat de kreeft, in de beleving van de ik-persoon, zijn hand vastpakt en een beeld laat zien:

“Het bewustzijn in dit hoofd is een buitenaardse levensvorm die onvrijwillig uit het hoofd vloeit, in de vorm van een kreeftenschaar, en zich vastklampt aan andere wezens; een alien intelligence die kan zien zonder te kijken, waarnemen zonder distorsies, de ogen van een ander kan aannemen – de kreeft neemt me mee naar plekken die ik moet zien om alles te begrijpen. Dat vertelt hij me.” (Meijen, p. 141).

De kreeft wordt beschreven als een ‘externe kracht’ die het menselijke hoofdpersonage buiten zichzelf – en dus ook buiten het menselijke perspectief – laat treden door hem mee te nemen door het universum en hem verschillende werelden te laten zien die zich op hetzelfde moment afspelen. De kreeft heeft hier dus ook een eigenschap voorbij het dierlijke (en menselijke): het is niet gebonden aan één perspectief. Zo toont de kreeft dat voor een mens een lichtjaar eeuwig onbereikbaar en onvatbaar is. Dat het universum het menselijk vermogen te boven gaat, wordt geweten aan ons brein dat niet gemaakt is om een gezamenlijke toekomst te zien: “We kunnen er niks aan doen dat onze empathie niet ver genoeg reikt om elkaar te willen redden (…) De wiskunde overstijgt ons vermogen, onze rekenkracht” (Meijen, p. 202).

Het beperkte menselijk denkvermogen doet denken aan wat Amitav Ghosh de crisis van de verbeelding noemt in The Great Derangement (2016): de ongeloofwaardigheid en onwaarschijnlijkheid van klimatologische gebeurtenissen laten zich moeilijk vangen in romans, omdat ze te groot zijn voor de mens om ze voor te stellen. Romans richten zich op beschrijvingen van een lokaal decor, maar De Lichtjaren doet een poging om het benauwde decor open te breken en via de heremietkreeft vanuit een wereldwijd perspectief naar de aarde te kijken voor een beter begrip van de werkelijkheid.

Menselijke dieren of dierlijke mensen?

De heremietkreeft mag dan een breder perspectief dan het menselijke bieden, de overeenkomsten tussen mens en dier in de roman lijken groter als je kijkt naar de parallellen die zijn te trekken tussen het leven van de kreeft en de personages. Zo krijgen de melancholische dertigers te horen dat ze geen kinderen kunnen krijgen, waardoor ze zich verschansen in hun appartement. Het appartement vormt als het ware de binnenkant van een schelp. Erbuiten voelen ze zich kwetsbaar, een verwijzing naar de heremietkreeft die zijn huis altijd met zich meedraagt. De dertigers beschrijven het vastzitten tussen de planten en de hitte in hun appartement als “een permanente nacht op een tropisch eiland, maar als je door de gordijnen keek, zou je zien dat het buiten nog licht is” (Meijen, p. 84). Ze nemen zichzelf dus in bescherming door zich af te sluiten van de buitenwereld. Daarnaast heeft het hete weer het dag-en-nachtritme van de hoofdpersonages omgekeerd. Ze leven ‘s nachts in plaats van overdag: “We zijn angstige nachtdieren geworden” (Meijen, p. 49). Het gedrag van de dertigers lijkt op dat van dieren, maar anders dan bij het antropomorfisme, zijn de menselijke personages hier degenen die ‘verdierlijken’.

Hoeveel overeenkomsten ze ook hebben, de kreeft blijft een huisdier dat sterk afhankelijk is van de personages om te overleven. Zeker in de hitte en met een watertekort, waar de kans op uitdroging groot is. Er wordt gesuggereerd dat de kreeft is gekweekt als voedsel voor de mens, om vervolgens “zijn schelp als een trofee op de kast te zetten” (Meijen, p. 158). Ook andere dieren worden als bezit van de mens beschouwd: “Een groepje vleermuizen neemt een duikvlucht, scheert rakelings boven onze hoofden. Je zegt: ‘Zou ik er zo eentje als huisdier kunnen houden? In een mooie grote vogelkooi, met een parelmoeren waterbakje, en elke dag uitlaten.’” (Meijen, p. 44). Hieruit spreekt een duidelijke hiërarchische relatie tussen mens en dier, waarin de mens bovenaan staat.

Dieren en mensen op gespannen voet

Meijen weet een toekomst te verbeelden die op het eerste oog ver van ons af staat, maar die ook doet denken aan de realiteit door de gevolgen van klimaatverandering die een rol spelen in het verhaal. In De Lichtjaren zijn de vrieskoude winters er niet meer, vreemd geworden, “lijken iets van een andere planeet” (104). Daar lijden ook dieren onder, zoals steenmarters. In de bitterkoude maanden cirkelden ze elke dag om het ouderlijk huis van de ik-persoon toen hij een baby was. Nu dreigen ze langzaam te verdwijnen. Vogels en vleermuizen vliegen niet meer in de lucht, kikkers verstikken, kreeften verdrogen: het biedt geen goede hoop voor de toekomst. De door de mens veroorzaakte klimaatverandering heeft dus ook zijn weerslag op dieren. Daarnaast legt de roman een connectie tussen het verdwijnen van de dieren en het einde van de aarde. Wanneer de vogels en insecten in de ochtend stilvallen, denkt de ik-persoon dat dit is hoe alles eindigt, de stilte als sluipmoordenaar (109). Het idee van vernietiging ‘zonder sirenes of meteorietinslagen’ sluit aan bij het concept slow violence (Nixon, 2011), wat staat voor geweld dat zich geleidelijk en onzichtbaar op de achtergrond afspeelt. Zo is klimaatverandering een bekende vorm van slow violence.

Niet alleen klimaatverandering vormt een bedreiging, ook de komst van nieuwe technologieën als dierlijke robots lijken te suggereren dat dierlijke eigenschappen vervangbaar zijn: “Een goede robot is onopvallend, niet te onderscheiden van een echt wezen” (106). Daarbij komt dat de technologie soms dierlijke eigenschappen krijgt toegeschreven. Neem bijvoorbeeld het tsjirpen en kwispelen van auto’s, of een drone die een wijdbeense metalen sprinkhaan wordt genoemd. Deze beelden laten de hiërarchische relatie tussen mens en dier goed zien. Dieren worden in de roman niet beschouwd als autonome wezens, maar staan in dienst van de mens.

Waar de personages eerst empathie tonen voor de kreeft en voor hem zorgen, vermorzelen ze het dier aan het einde van De Lichtjaren tot een zielig hoopje. De kreeft wordt in de roman gerepresenteerd als een wezen dat verbonden is met het hele universum en dus kan je je afvragen of zijn dood een weerwerking heeft op de andere plekken in het universum. Het doet denken aan de vernietigde kracht van de mens in het Antropoceen: de menselijke invloed reikt ver en heeft gevolgen voor al het leven op aarde.

Conclusie

De Lichtjaren toont via de omgang met en representatie van dieren de verantwoordelijkheid die mensen hebben voor de aarde. Ze laten ons kijken voorbij het menselijke perspectief, waarbij duidelijk wordt dat alles met elkaar in verbinding staat. We zijn allemaal onderdeel van het leven op aarde en ondergaan hetzelfde lot in het Antropoceen. Misschien zijn dieren beter in staat om dat besef te verbeelden dan mogelijk is met menselijke personages. Gevolgen voor dieren zijn immers gevolgen voor ons allemaal.

Gebruikte bronnen

De Raat, W., & Vitse, S. (2022). Dieren lezen in hedendaags proza voor jong en oud. Antropomorfisme versus anthropodenial. Nederlandse Letterkunde27(3), 397–426. https://doi.org/10.5117/nedlet.2022.3.007.raat

Fraipont, B. (2021). ‘De stem van zeeën, planten en dieren. Over klimaatfictie, -wetenschap en -politiek.’ De Reactor. Vlaams-Nederlands platform voor literatuurkritiek. Zie https://www.dereactor.org/teksten/klimaatfictie-klimaatliteratuur-essay-barbara-fraipont, laatst geraadpleegd op 28 september 2024.

Ghosh, A. (2016). ‘Stories.’ In The Great Derangement. Climate Change and the Unthinkable. Chigaco: University of Chicago Press, 3-84.

Meijen, J. (2021). De lichtjaren. Amsterdam: De Bezige Bij.

Nixon, R. (2011). Slow Violence and the Environmentalism of the Poor. Cambridge: Harvard University Press.