Artikelen
Meer dan woorden
Afbeeldingen kunnen een belangrijke rol spelen in het overtuigen van een lezer. Aangezien klimaatliteratuur lezers in meer of mindere mate overtuigt om actie te ondernemen met betrekking tot het klimaat, zouden afbeeldingen juist in klimaatliteratuur goed ingezet kunnen worden. Aan de hand van de casus Hoe ik een bos begon in mijn badkamer van Maartje Smits onderzoek ik wat de rol van beeld in poëzie kan zijn.
Door Robyn Beekman
Literatuur heeft een speciale gave, namelijk het transporteren van jou, als lezer, naar een andere wereld: de wereld van de verhalen. Hierdoor kun je als lezer meerdere perspectieven leren kennen. Het object van onderzoek bij ecokritiek is klimaatliteratuur. Ecokritiek richt zich namelijk op literatuur waarin een bepaalde relatie tussen de mens en de natuur voorkomt. Literatuur kan lezers helpen om meer betekenis aan klimaatverandering te geven door politieke, filosofische en ethische implicaties van klimaatverandering te belichten. Zo kan literatuur lezers impliciet of expliciet overtuigen om actie te ondernemen met betrekking tot de klimaatcrisis. Hierin kan literatuur een belangrijke rol innemen in het maatschappelijke debat en daarmee bijdragen aan een hogere klimaatgeletterdheid.
Actie ondernemen
Een ‘echte’ klimaatroman mobiliseert lezers niet direct om actie te ondernemen. Dit mobiliseren laat de roman over aan andere genres of bronnen. Zou een ander genre, zoals poëzie, wel zo’n directe gedragsverandering kunnen beogen? Hebben poëzie en romans dan dezelfde rol in het debat over de klimaatcrisis? Poëzie heeft namelijk geen concreet plot of een begin en einde nodig. Waar in een roman een mens en diens dagelijkse leven centraal staat, is dit bij poëzie niet per definitie het geval. In poëzie kan men zich daarom losmaken van een menselijke zienswijze. Aangezien de klimaatcrisis is veroorzaakt door de mens, zou het weleens noodzakelijk kunnen zijn om volledig los te komen van een menselijke maat en de klimaatcrisis als iets te zien dat het menselijke voorstellingsvermogen te buiten gaat.
Om een gedragsverandering met betrekking tot de klimaatcrisis te beogen, is een bepaalde mate van overtuiging nodig. Iemand overtuigen betekent meer dan alleen woorden gebruiken. Een belangrijk onderdeel van het overtuigen van iemand, is namelijk het gebruik van afbeeldingen. Afbeeldingen worden bijvoorbeeld vaak ingezet bij reclames, omdat het zien van ‘bewijs’ in de vorm van beeld mensen een hoger geloofwaardigheidsgevoel geeft. Op welke manier kunnen beelden ingezet worden in poëzie? In Hoe ik een bos begon in mijn badkamer van Maartje Smits komt veel beeld voor. Sterker nog, beeld en taal gaan ‘met elkaar in dialoog’. Daarnaast gaat deze dichtbundel thematisch over de relatie tussen de mens en de natuur, precies het thema dat in klimaatliteratuur vaak centraal staat. Klimaatliteratuur kan dus meer vormen aannemen dan alleen woorden. Hoe wordt deze dialoog tussen beeld en taal in de dichtbundel vormgegeven en hoe draagt dit bij aan de overtuigingskracht van deze ecopoëzie?
De overtuigingskracht van beeld
Afbeeldingen zijn makkelijker door de lezer te onthouden dan woorden, daarom werken ze meer overtuigend dan alleen taal. Er zijn verschillende manieren waarop afbeeldingen kunnen overtuigen. Zo kunnen ze een idee of mentaal concept weergeven en bepaalde kenmerken hiervan benadrukken of juist minimaliseren. Je kunt dus met beeld meer nadruk leggen op een bepaald concept of bepaalde kenmerken van dat concept. Een afbeelding is altijd een ‘indicatie’ van de werkelijkheid: je moet kunnen geloven dat het echt is, anders word je niet overtuigd. Afbeeldingen kunnen zelf geen verbanden leggen, dat moeten woorden nog altijd doen. Beelden kunnen echter wel een bepaalde implicatie geven, waarna woorden deze implicatie vormgeven. De associatie die een lezer bij deze implicatie heeft, kan verschillen, daarom kunnen woorden hier eenduidigheid in genereren. Afbeeldingen kunnen kortom concepten benadrukken, een indicatie van de werkelijkheid zijn en een bepaalde implicatie geven. Welke manieren van overtuigen worden in Hoe ik een bos begon in mijn badkamer bij het beeld ingezet? En welke uitwerking heeft dit op de lezer?
Een rustgebied breken: gecultiveerde natuur
Het gedicht Een rustgebied breken beslaat twee pagina’s. Op de eerste pagina staat een afbeelding, die de gehele pagina beslaat. Op de tweede pagina staat de tekst. De tekst en afbeelding kun je als lezer tegelijkertijd zien, daarentegen word je als lezer gedwongen eerst de afbeelding te bekijken en daarna de tekst, omdat de afbeelding direct onder de titel staat. Er is dus in de vormgeving voor gekozen om aandacht voor de afbeelding af te dwingen.
Het gedicht begint met een interessante woordkeuze: ‘stiekem enteren mijn vader en ik / een rustgebied’. Twee woorden benadrukken dat het eigenlijk niet de bedoeling is dat ze daar zijn, namelijk ‘stiekem’ en ‘enteren’. Er is echter een paradox aanwezig, het rustgebied kan namelijk ook prima door mountainbikers bezocht worden, omdat het hek laag genoeg is. Het is dus niet de bedoeling dat mensen het gebied betreden, maar de maatregelen om het gebied gesloten te laten zijn, zijn niet afdoende. Er is nog een andere paradox, die te maken heeft met snelweglichten: ‘in het stiltegebied steken snelweglichten / onder ons rauzen mensen naar huis / wegaanduidingen in een rijtje ontwortelde bomen’. Het is dus een stiltegebied, waar mensen zonder al te veel moeite in kunnen, en dat pal naast een snelweg ligt.
Het beeld is een foto van (waarschijnlijk) het rustgebied, waarbij je op de achtergrond de snelweglichten ziet. Het is de tegenstelling tussen mens en natuur, waarbij de natuur ook nog eens gecultiveerd is door de mens: dwars door het stiltegebied loopt een snelweg. Het beeld benadrukt de gedachte die in de tekst benoemd wordt: als je dacht dat zo’n stiltegebied-snelweg niet zou kunnen bestaan, verzekert het beeld je van het omgekeerde. Het overtuigt je van de waarheid, maar laat je ook met een onbestemd gevoel achter: kan dit soort gecultiveerde natuur überhaupt een rustgebied genoemd worden met al dat lawaai van de snelweg?
Alles blijft gelijk: klimaatcompensatie
Het gedicht Alles blijft gelijk beslaat één pagina: de eerste helft is een beeld, daaronder staan twee strofes gedicht. Net als bij het gedicht Een rustgebied breken word je als lezer gedwongen om het beeld in je op te nemen alvorens de tekst te lezen. Het gedicht is kort en beschrijft de gedachtes van twee vrouwen, het lyrisch ik hoort een deel en stelt zich een deel voor. De twee vrouwen zitten in een lunchroom en denken na over de impact van vlees en vis op het klimaat: ‘tonijn is slecht / vlees ook erg maar’. Ze kiezen er toch voor om de vis wel te eten, maar beloven het klimaat daarna te compenseren: ‘gevolgd door het voornemen / deze lunch te compenseren / drie dagen de wc niet doorgetrokken’.
Door het ene gedrag met het andere gedrag te compenseren, lijkt het alsof je (weer) recht aan doet aan het klimaat. Dat is het wrange: kun je een lunch met tuna melts wel compenseren, kun je het klimaat überhaupt compenseren? De titel suggereert van wel, maar dit lijkt eerder sarcastisch. Het beeld schept hier geen concrete verduidelijking in, maar zegt de lezer wel iets anders. Het beeld is namelijk een foto van een boom, waarbij het bladerdek in tweeën gesplitst is. Deze splitsing valt precies samen met de splitsing tussen de zee en de lucht op de achtergrond. Dit beeld suggereert een bepaalde gelijkheid, maar dit lijkt eerder schijn: de verhouding tussen de twee bladerdekken is niet gelijk, ze hebben zelfs een andere vorm. Het is dus een schijngelijkheid. Dit is slechts een implicatie die het beeld geeft, iedere lezer kan hier een eigen associatie bij hebben. De tekst lijkt deze wrangheid echter te beantwoorden, door de sarcastische toon van het gedicht. Hierin impliceert het beeld dus dat er een schijngelijkheid bestaat in klimaatcompensatie, iets dat de woorden in het gedicht niet eenduidig bevestigen. Het beeld staat hier dus meer op zichzelf.
Meer dan woorden?
Wat hebben afbeeldingen uiteindelijk in klimaatliteratuur te bieden? De twee gedichten hierboven laten verschillende functies van beelden zien. Een rustgebied breken heeft een één-op-één relatie: de foto laat zien wat er in het gedicht wordt beschreven en dit versterkt elkaar. Bij Alles blijft gelijk is de relatie tussen taal en beeld niet eenduidig, het beeld lijkt eerder een implicatie te geven, waar de woorden geen verdere verduidelijking in scheppen. Het beeld vult de taal hier aan, of andersom: de taal vult het beeld aan.
De beelden voegen in beide voorbeelden iets toe dat alleen taal misschien niet had kunnen bereiken: een diepere, uitgebreide interpretatie of een meer geloofwaardige boodschap. Door middel van het gebruik van afbeeldingen zou klimaatliteratuur wellicht meer succesvol kunnen zijn in het realiseren van een gedragsverandering, omdat lezers het simpelweg beter kunnen onthouden. Hierdoor zou het een prominentere plek kunnen krijgen in het maatschappelijke debat en meer kunnen bijdragen aan een klimaatgeletterdheid.
Maartje Smits: Hoe ik een bos begon in mijn badkamer. 2017. De Harmonie, 69 pagina’s, €17,90.
… Meer over deze dichtbundel lees je in ‘Eén varen mag geen varen heten’